Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet tot oprichting van de naamloze vennootschap De Nederlandse Munt N.V.

 

Artikel 2
1
Onze Minister wordt gemachtigd om namens de Staat der Nederlanden op te richten de naamloze vennootschap De Nederlandse Munt N.V., op welke vennootschap de artikelen 158 tot en met 164 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing zijn en welke vennootschap ten doel heeft het vervaardigen en verkopen van munten, penningen, eretekenen en soortgelijke produkten, zomede al hetgeen met het bovenstaande verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn.
2
De vennootschap kan ingevolge het eerste lid worden opgericht zonder dat op de datum van oprichting een ondernemingsraad is ingesteld. Tot het tijdstip waarop De Nederlandse Munt N.V. een ondernemingsraad heeft ingesteld, waarop de bepalingen van de Wet op de ondernemingsraden van toepassing zijn, worden de commissarissen benoemd, geschorst en ontslagen door de algemene vergadering van aandeelhouders.
3
Onze Minister wordt gemachtigd om namens de Staat der Nederlanden deel te nemen in het bij oprichting van De Nederlandse Munt N.V. door hem vast te stellen kapitaal.
4
Onze Minister wordt gemachtigd om namens de Staat der Nederlanden op te richten de Stichting Het Nederlands Muntmuseum, welke stichting ten doel heeft het oprichten, het beheren of doen beheren en het exploiteren van een museum dat betrekking heeft op het muntbedrijf en het muntwezen in het algemeen en het namens de Staat der Nederlanden verwerven en doen verwerven van objecten en documenten die betrekking hebben op de bedrijfsuitoefening van de Nederlandse Munt N.V., op de door De Nederlandse Munt N.V. voortgebrachte produkten en op het muntbedrijf in het algemeen, alsmede op de historie van het muntwezen in Nederland.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •